1950 – 1960

Samenwerking met NDSM De eerste tewaterlating bij de NDSM waaraan HCT zijn medewerking verleende, was in 1947 en betrof het motorschip ‘Bougainville’. De leden die niet bij de NDSM werkten, konden van hun werk verzuimen omdat ze het loon dat ze misliepen, betaald kregen van de NDSM. Na iedere tewaterlating werd men onthaald op drank en sigaren.In de jaren vijftig verleende HCT zijn steun aan ongeveer zeven tewaterlatingen per jaar, in het begin van de jaren zestig liep dit terug tot drie à vier per jaar. De tewaterlating van de ‘Vasum’ in 1955 door prinses Beatrix kunnen velen zich nog herinneren, omdat er veel foto’s werden gemaakt die gretig aftrek vonden onder de leden. De financiële steun van de NDSM was in die jaren onontbeerlijk. Voor de aankoop van instrumenten in 1951 had de NDSM een bedrag van 10.000 gulden renteloos voorgeschoten. De afbetaling van deze schuld was een constante zorg voor de penningmeester, maar zonder de NDSM had de investering in instrumenten niet eens kunnen plaatsvinden. Nog sterker gold dit voor het onderhoud van de uniformen en voor de aanschaf van uniformen voor nieuwe leden. ‘Dat de aanmelding van een nieuw lid voor de vereniging een investering betekent van bijna 1000 gulden (een instrument van 500 tot 600 gulden en een uniform van ongeveer 300 gulden) is een feit dat men zich meestal niet realiseert’, schreef de toenmalige voorzitter A.J. ten Nijenhuis in het Gedenkboekje ter gelegenheid van het 40-jarig jubileum in 1962.In 1957 ging NDSM-directeur De Boer met pensioen. De nieuwe beschermheer van HCT werd toen zijn opvolger A.A. van Donkelaar. Vanaf 1959 ontving de vereniging voor iedere tewaterlating nog eens een bedrag van 150 gulden. Op 15 december 1961 was HCT er uiteraard ook bij toen het honderdste schip dat na de oorlog door de NDSM was gebouwd, te water werd gelaten: de Esso Lincoln. In totaal zou HCT zelf ook aan meer dan honderd tewaterlatingen zijn medewerking verlenen.

Sterk in marswedstrijden In 1954 trad HCT toe tot de Koninklijke Nederlandse Federatie van Harmonie- en Fanfaregezelschappen (KNF) om deel te kunnen nemen aan het eerste Wereld Muziekconcours in Kerkrade in augustus van dat jaar. De deelname aan dit Muziekconcours werd een hoogtepunt in de geschiedenis van HCT.De dag voor het eigenlijke concours in Kerkrade werd een Zwemshow gehouden, een demonstratie in het licht van schijnwerpers onder muzikale begeleiding. ‘Een oude dame die aan de kant van het water zat, viel plotseling van haar bank en dook kopje onder’, zo schreef de toenmalige secretaris F.J. Hania in het jaarverslag over 1954. ‘Ze werd gered door een lid van ons, de heer A. Kwakkestein, die zonder zich een ogenblik te bedenken pardoes in het water sprong en de dame eruit haalde. Van een ander lid heeft hij toen een uniform te leen gehad, waarin hij, alsof er niets gebeurd was, toen de demonstratie begon heeft medegespeeld in het orkest.’ Er zijn ook andere versies in omloop van deze reddingsactie: zo zou het water waarin de ongelukkige dame viel, slechts veertig centimeter diep zijn geweest.Bij de marswedstrijd in Kerkrade drong orkest met drumband door tot de finale. Samen met nog een andere band won HCT de eerste prijs in een internationaal gezelschap. Het was een grootse prestatie waarvan beelden te zien waren in de bioscoop in het Polygoon-journaal. Opvallend is dat leden die Kerkrade hebben meegemaakt het als een van de vele hoogtepunten uit de jaren vijftig en zestig beschouwen, niet als hèt hoogtepunt. Marswedstrijden waren in die tijd een discipline waarin HCT steevast hoge ogen scoorde. ‘We waren op marsgebied zo goed, dat we op gegeven moment blasé werden van het succes’, aldus Henk Wooldrik. ‘Met die drumband ook: we gingen weg en geen grijntje nervositeit; we zouden wel even het hoogste aantal punten pakken, en dat was ook elke keer zo.’

‘We haalden met de drumband altijd eerste prijzen. We waren een keer op concours met de drumband en de harmonie in Roermond. We moesten om 10.00 uur ‘s ochtends marsen. Jan Braaksma en Ab Wals waren die avond tevoren doorgezakt en kwamen pas om 11.00 uur aan de start. Toen hadden wij de eerste prijs met het hoogste aantal punten al binnen. Kun je nagaan: de twee prominente tamboers hadden we niet eens nodig.'(Henk Wooldrik) Op een gegeven moment was in deze bloeitijd het aantal spelende leden tot boven de honderd opgelopen: in 1954 zaten er 61 mensen in het orkest en 42 mensen in de drumband. Het aantal donateurs schommelde in die tijd rond de vijfhonderd.De grootte van orkest en drumband maakte HCT tot een indrukwekkende verschijning op straat bij het houden van marsen. De mensen moesten een stapje terugdoen en op de stoep gaan staan wanneer HCT langskwam. Bij het Bloemencorso, waaraan jaren achtereen werd meegedaan, moest er met vijf man naast elkaar gelopen worden, omdat met vier man naast elkaar de lengte van het corps te groot zou worden en het te lang zou duren voordat de muziek naar achteren was doorgedrongen; dit zou dan leiden tot ongelijk in de maat lopen.’Een keer bij het Bloemencorso liepen we voorop’, zo herinnert Nelis Smit zich, ‘en het begon te hozen van de regen. We wisten niet of we konden stoppen en bleven dus doorlopen. Op het circuit bij de Weteringschans liepen we door twintig centimeter water. De tamboers konden niet meer trommelen en begonnen in marstempo te zingen: Hannes loopt op klompen, simpe sampe sompe. In het stadion merkten we dat we het enige corps waren dat de mars had uitgelopen. We konden de sokken uitwringen en toen we onze blauwe uniformen uittrokken, zagen we dat ook ons ondergoed helemaal blauw geworden was.’

Lees verder over de jaren 1960 – 1970

nl_NL